Schaduwjaar Hoofdstuk 1
Nate
Het was een witte rechthoekige doos, zo eentje die ze bij het postkantoor verkopen. Niets bijzonders aan te zien. Er kwamen wel meer pakketjes van dit formaat en gewicht binnen bij uitgeverij Indigo. Het was overduidelijk een manuscript. Toch zat ik al een half uur onbeweeglijk naar het pakket te kijken, ongewoon nieuwsgierig en tegelijkertijd volkomen moedeloos om tot actie over te gaan en de doos te openen. Ik volgde met mijn ogen de stofdeeltjes die in een lichtstraal voorbij dwarrelden en was me er scherp van bewust dat dit zo´n moment in mijn leven was met een duidelijk voor en na. De tijd voordat ik de waarheid kende en de rest van mijn leven waarin ik precies zou weten hoe het zat. Eigenlijk wist ik niet zeker of ik dat wel wilde weten.
Nee, dat was niet waar… Nachtenlang had ik wakker gelegen, me afvragend wat er precies was gebeurd, wat waarheid en wat slechts mijn perceptie was. Dus ja, ik wilde wel degelijk deze doos openen en beginnen met lezen. En toch weerhield iets me ervan. De prijs van het weten kon pijnlijk hoog zijn. Maar zou ik tevreden kunnen verder leven met slechts mijn eigen herinneringen? Ik zuchtte diep en wenste dat het mogelijk was.
Met een ruk schoof ik mijn stoel naar achteren, liep naar de kapstok en pakte mijn jas. Ik wilde mijn kantoor uitlopen, maar maakte de fout om achterom te kijken. De witte doos leek te glanzen in de lichtstraal die precies op mijn bureau viel, alsof deze van buitenaf door iemand werd gericht. Misschien was dat ook wel zo.
Ik vloekte binnensmonds, mezelf berispend om dergelijke zweverige onzin, liep terug en graaide de doos hardhandig van mijn bureau. Als het er dan toch van moest komen, prima, maar niet hier en niet nu. Er was maar één juiste plek om dit te doen.
Een stapel ongeadresseerde post en folders schraapte over de vloer toen ik de voordeur opende met de sleutel die nog altijd aan mijn sleutelbos hing. Het vuil op de tegels kraakte onder mijn schoenzolen. Het rook er muf. De indringende zurige geur van oude brandlucht. Ik duwde de deur dicht en leunde er tegenaan, het witte pakket stevig in mijn armen geklemd.
Het was stil. Het huis van mijn vrienden was nooit een plek geweest waarin levendige geluiden vanzelfsprekend waren, maar nu was het er zelfs voor de begrippen van dit huis te stil. Je kon niet anders dan aan een mausoleum denken en dat was precies de reden waarom ik hier nooit meer was geweest. Ik wilde deze plek in mijn herinnering houden als een plek van warmte, mysterie en dromen, maar het was tijd om onder ogen te zien dat het dat niet langer was. De inhoud van de doos zou me daar ongetwijfeld bij helpen.
Ik slikte mijn weerzin en spijt moeizaam weg en liep de trap op. Ik kon net zo goed maar meteen doordringen tot de kern van het huis en mijn pijn, als ik mezelf ging dwingen om mijn dierbare herinneringen te synchroniseren met de harde werkelijkheid.
De zoldertrap was onbegaanbaar, maar de deur van de slaapkamer stond open. Wetende wat zich hier had afgespeeld, was het onbegrijpelijk dat alles er zo normaal uit zag. Het enige dat anders was dan voorheen, was het geluid van het wapperende plastic zeil waarmee ze het zolderdak hadden dichtgemaakt en dat nu doordrong tot de stilte hier op de eerste verdieping van het huis.
Ik liep de slaapkamer van Colin en Lois binnen, sloot de deur, en daarmee het klapperende geluid van het zeil buiten, en liep naar het grote hemelbed midden in de kamer. Ik ging zitten met het pakket op schoot, zocht naar de plek waar de kartonnen rits begon en scheurde de doos in één vloeiende beweging open. Met gepaste eerbied haalde ik de inhoud tevoorschijn. Dit was het dan. Het felbegeerde manuscript. Het verhaal waar ik me in eerste instantie zo op had verheugd en waarvan ik later had gewild dat het nooit was geschreven. Ik sloeg de titelpagina om. Mijn ogen werden groot van schrik en verbazing toen ik het handschrift herkende dat op een onverwachte tweede titelpagina te lezen was. Dit had ik niet voorzien. Niet eens kunnen vermoeden! Het maakte deze hele onderneming nog veel moeilijker en eveneens aantrekkelijker dan ik had gedacht. Voor me lag niet alleen het manuscript waarvan ik had geweten dat het ooit zou komen, maar nog een tweede manuscript, ertussen gemoffeld als een soort illegale introductie op het hoofdverhaal. Dus ook Lois had haar verhaal verteld? Ik zou nog meer waarheid voor mijn kiezen krijgen dan ik had verwacht. Kon ik dat aan? Was het niet nog te vroeg, te vers? Er was een jaar verstreken sinds de laatste keer dat ik haar had gezien. Mijn maag verkrampte bij de herinnering en ik kneep mijn ogen stijf dicht. In gedachte zag ik haar op die typische gretige manier van haar verwachtingsvol naar me kijken op dit moment, hier op het bed van haar en Colin, in hun huis.
‘Begin nou gewoon met lezen, Nate, doe niet zo moeilijk!’
De helderheid van de herinnering aan haar stem bezorgde me kippenvel, maar gaf me ook de moed om mijn ogen te openen en te beginnen met lezen. Schaduwjaar, stond er in blokletters midden op de pagina. Daaronder haar naam, Lois Green. Ik knikte berustend. Goed, Lois, zeg me wat je me niet kon vertellen toen je nog bij me was. Ik hoop dat je mijn laatste restje vrede nog intact laat.